Het vertellen van je geaardheid is geen toestemming om dit ook te verwerken!
Dit gaat over Maximilian Schrems, bekend van de Schrems I, II en binnenkort Schrems III zaken. Tijdens een publiekelijk rondetafelgesprek heeft hij zijn geaardheid geuit. Als gebruiker van Facebook werd hij vervolgens constant het doelwit van gepersonaliseerde marketing op basis van zijn geaardheid. Dit ondanks het feit dat hij dit niet heeft aangegeven op Facebook, ontving hij regelmatig op homoseksuelen gerichte advertenties en uitnodigingen voor overeenkomstige evenementen. Hij had echter nooit eerder belangstelling voor dergelijke evenementen getoond en kende ook niet de locatie waar ze plaatsvonden. De advertenties zouden op hem zijn gericht op basis van zijn ‘interesses’.
Max Schrems is hierover een zaak begonnen tegen Meta waarbij inmiddels ook door de Advocaat-Generaal van het Europese Hof van Justitie in zijn conclusie twee interessante vraagstukken zijn behandeld (Hof van Justitie EU 25 april 2024, ECLI:EU:C:2024:366, C-446/21 (Maximilian Shrems tegen Meta Platforms).
1) Heeft Shrems door het openbaar maken van zijn geaardheid bij een openbaar rondetafelgesprek toestemming gegeven aan Meta (Facebook) om andere gegevens betreffende zijn seksuele geaardheid te verwerken teneinde hem gepersonaliseerde reclame aan te bieden?
Naar de mening van de Advocaat-Generaal is dit niet het geval. Het openbaar maken van je geaardheid vormt geen rechtvaardiging om dit gegeven vervolgens samen te voegen met overige gegevens om daarvanuit een analyse te maken voor het aanbieden van gepersonaliseerde reclame. Uit het feit dat Shrems dit deed in aanwezigheid van de pers, kan niet worden afgeleid dat deze gegevens door deze persoon in de omstandigheden van het geval „kennelijk [...] openbaar zijn gemaakt” in de zin van artikel 9 lid 2 onder e) AVG*. Dit vormt daarmee geen rechtvaardiging voor het verwerken van persoonsgegevens waaruit zijn seksuele geaardheid blijkt. Daarbij spelen ook de sociale en economische schadelijke gevolgen die het publiekelijk maken van iemand zijn geaardheid kan hebben.
2) Moet het beginsel van dataminimalisatie zo worden uitgelegd dat alle persoonsgegevens, die een netwerk zoals Facebook ter beschikking krijgt, mogen worden samengevoegd, geanalyseerd en verwerkt voor het aanbieden van gerichte reclame, zonder enige beperking in de tijd of naar de aard van de gegevens?
Daartoe stelt de Advocaat-Generaal dat na verloop van tijd een in beginsel rechtmatige verwerking onrechtmatig kan worden, indien de gegevens niet langer noodzakelijk zijn voor de doelen waarvoor zij zijn verzameld of verwerkt. Rekening houdend met de verwachtingen van de betrokkenen en de schriftelijke opmerkingen van de commissie, zou de verwijzende rechter moeten oordelen in hoeverre de bewaartermijn van de gegevens en de hoeveelheid verwerkte gegevens gerechtvaardigd zijn in verhouding tot de legitieme doelstelling van de verwerking van deze gegevens voor het aanbieden van gepersonaliseerde reclame. De unierechter kan daartoe geen dwingende termijn voor de bewaring van dergelijke gegevens vaststellen.
* Verbod om bijzondere persoonsgegevens te verwerken niet van toepassing als de 'verwerking betrekking heeft op persoonsgegevens die kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt'.