De Poolse vennootschap I., ook wel de "verzoekster" genoemd, heeft een schuldvordering tegen de vennootschap NMW, waarin M. W. lid van de raad van bestuur is. Ter inning van deze vordering is een tenuitvoerleggingsprocedure gestart tegen NMW, waarbij M. W. in het vervolg van deze procedure betoogde dat NMW activa bezat, met name de broncode van een softwareprogramma genaamd "platform M." en twee databanken met gebruikersgegevens. De Poolse rechter merkte op dat de verkoop van alleen het platform M. minder aantrekkelijk zou zijn dan tezamen met de databanken. Daarom rijst de vraag of de databanken van NMW kunnen worden overgedragen in een tenuitvoerleggingsprocedure, aangezien deze een vermogensrecht vormen onder richtlijn 96/9/EG. Daarom heeft de verwijzende rechter het Hof de prejudiciële vraag gesteld of de AVG zich verzet tegen de verkoop van een databank met persoonsgegevens in een gedwongen tenuitvoerleggingsprocedure zonder instemming van de betrokken personen.
De Advocaat-Generaal kijkt in dit kader eerst naar de toepasselijkheid van de AVG en concludeert dat het opvragen, raadplegen, gebruik ten behoeve van het bepalen van de waarde en het ter beschikking stellen aan de koper een verwerking in de zin van de AVG vormt.
Maar wie is vervolgens de verwerkingsverantwoordelijke ten aanzien van deze verwerking? Volgens artikel 3, lid 1, van de Poolse deurwaarderswet wordt de deurwaarder erkend als een openbaar ambtenaar die, met inachtneming van wettelijk vastgestelde uitzonderingen, handelingen uitvoert in verband met gedwongen tenuitvoerleggingsprocedures. De hiervoor genoemde verwerkingen, die voortkomen uit de Poolse deurwaarderswet, impliceren daartoe de doelstellingen en middelen van de verwerking. Hierdoor merkt de Advocaat-Generaal de deurwaarder aan als verwerkingsverantwoordelijke.
Is de verwerking van persoonsgegevens, door de deurwaarder, vervolgens rechtvaardig in het licht van de AVG, wanneer de betrokkenen hiervoor geen toestemming hebben gegeven? Alhoewel de Advocaat-Generaal in dit geval geen wettelijke grondslag als rechtvaardiging aanneemt, schaart hij de verwerkingen van de deurwaarder wel onder artikel 6 lid 1 onder e AVG, het algemeen belang. Dit algemeen belang moet daarbij nog wel in evenredig belang staan met het nagestreefde gerechtvaardigde doel. Bij de beoordeling van deze afweging tussen enerzijds het recht op eigendom en anderzijds het recht op bescherming van persoonsgegevens en van de persoonlijke levenssfeer, moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval.
De Advocaat-Generaal concludeert daartoe dat de AVG zich in beginsel niet verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan een deurwaarder in het kader van een procedure voor gedwongen tenuitvoerlegging een databank met persoonsgegevens kan verkopen wanneer de betrokkenen niet met die verkoop hebben ingestemd, op voorwaarde, dat de verwerking van deze gegevens door de deurwaarder een maatregel vormt die in een democratische samenleving noodzakelijk en evenredig is om de inning van een civielrechtelijke vordering te waarborgen.
Conclusie Advocaat-Generaal P. Pikamäe 22 februari 2024, ECLI:EU:C:2024:162, C-693/22